Hoofdstuk 3
De taxi stopte eindelijk na de lange reis, en ik kon niet wachten tot ik mijn benen weer kon strekken. Toen ik uit was gestapt rees het grote huis die Anna had gehuurd voor me op. Ik kon met gemak zeggen dat het het mooiste huis was die ik ooit had gezien, maar er was iets met het huis. Constant voelde ik me bekeken, iets wat me de stuipen op het lijf joeg. 'Doe niet zo idioot, je moet gewoon wennen' fluisterde ik zo zacht dat ik mezelf bijna niet kon horen, en draaide me om om Anna en Josh te helpen met de koffers. Josh tilde een van de koffers uit de achterbak van de taxi en zette hem soepel op de grond neer. 'Zo, die is van jou.' Hij voegde een grijns toe aan zijn woorden, en even benam hij me van mijn adem. Die ogen die zo diep waren als zeeën, de kleur van aarde, die altijd die prachtige twinkeling in zich hadden. Snel schudde ik me mentaal door elkaar en greep de koffer vast, die ik snel naar binnen leidde.
Het huis was vanbinnen zo mogelijk nog mooier, al kwam dat misschien omdat ik me minder bekeken voelde. Een stemmetje praatte gemeen tegen me in mijn hoofd, de gedachten die ik probeerde te onderdrukken naar boven halend: 'Je weet dat hij je achterna zal komen, je weet dat daar buiten iets is. Als het kan zal hij zijn slag slaan..' Pas toen ik me probeerde op iets anders te concentreren merkte ik dat mijn adem zich versneld had. Een paar keer haalde ik diep adem en blies het uit. 'Je bent echt weer ontzettend belachelijk bezig, ik weet zelf ook wel dat hij me achterna zal komen, maar zo snel? Vast niet.'
'Wat vast niet? Als je het had over Anna ompraten om niet een modderbad te nemen dan denk ik dat je inderdaad niet veel geluk zult hebben.' Zijn plotselinge harde stem maakte me aan het schrikken, en nadat ik mezelf in mijn hoofd streng had toegesproken, draaide ik me al even grijnzend naar hem om. 'Ja, ik ben bang dat je gelijk hebt' zuchtte ik dramatisch, waarna we beiden in lachen uitbarstten. Nadat we uitgelachen waren veranderde zijn gezicht plotseling naar een serieuze blik. 'Maar hoe gaat het? Je maakt je zorgen is het niet?' Ik vroeg niet hoe hij het wist, maar knikte slechts. Zachtjes nam hij mijn gezicht in zijn handen, iets wat me zo erg verbaasde dat ik geen tijd kreeg om ook maar een stap achteruit te doen, en boorde zijn ogen in de mijne. Ik vroeg me af wat hij in de mijne zag, of ze net zo onleesbaar waren als zijn eigen ogen. 'Ik weet dat we op moeten passen, maar je moet je geen zorgen maken. We zijn bij je, en we zullen dat ook blijven..' Hij aarzelde, en die tijd gebruikte ik snel om mijn gezicht van zijn handen te bevrijden.
Om niet in verleiding te komen draaide ik me om en ging verder met mijn koffer uitpakken, terwijl ik hem terecht wees. 'We moeten niet oppassen. Hij is niet zo maar een of andere vent met losse handen, hij is echt niet goed in zijn hoofd. En..' Ik hoorde hoe mijn stem brak en haalde één keer diep adem. 'En ik zal me altijd zorgen maken. Ik zal zelf altijd in gevaar zijn, maar dat ik jullie daar nu in meetrek. Als er ook maar iets gebeurt zal ik mezelf dat nooit kunnen vergeven. Nóóit, Josh, nooit.' Deze keer probeerde hij me niet te sussen met loze woorden, deze keer zweeg hij. Ik wist dat ze nooit echt hadden geweten waar ze aan begonnen waren.