Hoofdstuk 1
En de volgende dag in de pauze, wees Jake me zo onopvallend mogelijk Grace aan. Ik moest wel toegeven dat Grace totaal niet lelijk was, ze was zelfs zo knap dat ik twijfelde of ze wel echt was. Nog eerder zou ik het gelooft hebben als iemand had gezegd dat ze een pop was.
En tot mijn grote spijt kon ik vanaf die dag mijn ogen niet meer van haar af houden. Ze fascineerde me gewoonweg. En ik wist dat Jake dat ook zag.
En toen was 14 februari aangebroken. Er heerste een heel andere sfeer in de school, en overal hoorde je pubers praten over hoeveel kaarten ze hadden gehad, of ze al verkering hadden of wat ze die middag met hun vriendje ging doen. En ik was een van de mensen die in de spotlights stond. Ook Jake was door zo'n 13 meisjes gevraagd, maar niet door haar. En ik wel. Het was gewoonweg ongelofelijk. Daar stonden we dan, terwijl iedereen naar ons wees en keek.
Toen drukte ze haar warme, zachte lippen op de mijne en kon ik alleen nog maar aan haar denken. Niet aan mijn broer, die wegrende voor het pijnlijke tafereel. Nee, op deze wereld waren alleen ik en Grace.
En zo duurde onze verkering gelukkig voort. Grace en ik waren gewoon voor elkaar gemaakt, als twee puzzelstukjes. Liefde maakte blind, want ik zag niks anders meer. Al mijn aandacht en tijd ging naar haar. Ik zag mijn broer ook niet meer, en dat was allemaal mijn eigen stomme schuld.
Vanuit Jake (Jaren later)
Zoals ik verwacht had, kwam het die dag met de post. Ik pakte de zware envelop en ging op het bankje voor mijn appartement zitten. Het was al zo lang geleden gebeurd, toch bleef het schrijnen als een bloedende wond. Het was te laat.
Hijgend rende ik verder, duwde mijn voeten vooruit. Mijn hart bonkte, de laatste slagen die hij zou maken. Wat had het leven nog voor zin? Hij was zwak, had zich de afgrond laten induwen door een meisje. En toch, toch had dat zoveel veranderd.
Toen bereikte ik het water. Ik haalde diep adem en liep rustig naar het water. Het was een prachtige heldere avond. Totaal geen goede avond voor een einde aan je leven. Maar ik moest eindelijk rust kunnen hebben.
Voordat de neuzen van mijn schoenen het water raakten, dacht ik aan alles terug, aan alles waarom ik dit deed. De scheiding van mijn ouders, Grace die me afwees voor mijn eigen broer, mijn moeder die ons vertelde dat Alec de stamhouder zou worden. En toch kon ik het Alec dit alles niet kwalijk nemen. Hij was gewoon perfect, goed, beter.
'Het spijt me' zei ik tegen alles en iedereen. Toen liep ik het water in, zonder er nog uit te komen.