Hoofdstuk 8
'En weetje beer, ze zouden voor altijd bij ons blijven, dat hadden ze ons belooft, maar nu zijn we maar met zijn tweeën.' Seth's zachte stem leek om me heen te zweven, en bij het horen van zijn woorden werd ik duizelig. Ik wilde naar hem toe lopen, hem omhelzen, hem vertellen dat we er nog voor hem waren, maar ik kwam niet meer vooruit. Mijn voeten leken zwaarder geworden te zijn, en ik had het gevoel net alsof mijn keel dicht geknepen werd. 'Seth, nee!' perste ik eruit, en ik viel neer.
'Nee!' gilde ik, en ik schoot overeind. Ik was nog niet dood, ik leefde nog, maar ik had geen enkel besef van tijd. Eerst had ik ook niet geweten waar ik was, maar toen ik om me heen keek, besefte ik dat ik in het ziekenhuis lag. Ik kende geen enkele andere plek die er zo wit en kaal uitzag, om nog maar te zwijgen van de akelige en trieste sfeer die er altijd hing. Toen dacht ik aan de laatste keer voor mijn bewustzijn, en in een reflex keek ik naar beneden. De echte grote buik was weg, al was mijn buik nog niet helemaal hersteld van de zwangerschap. Waar waren Seth en Joey? En waar was de baby?
Ik wilde naar de deur toe lopen, maar een verpleegster die plotseling mijn kamer binnenkwam, hield me tegen. 'Mevrouw, ga alstublieft opzij, ik moet naar mijn man en kind-' Toen ik over de schouder van de vrouw had heen gekeken, had ik een klein wiegje gezien. Een wiegje waar een babytje in lag. Mijn baby, besefte ik, en ik voelde een traan over mijn wang druppelen. Ik wilde de verpleegster opzij duwen, maar ze verzette zich. 'Mevrouw, ga alstublieft terug in bed, dan kom ik zometeen terug met de dokter.'
Nadat ik net had gedaan alsof ik in bed ging liggen en de verpleegster vertrokken was, sprong ik snel weer uit bed en liep naar het wiegje. Het kleine babytje staarde me met haar grote oogjes aan. 'Wat ben lief!' kirde ik en de baby begon op mijn uitgestoken vinger te zuigen. 'Mijn lieve kleine Chloe..'
Toen kwam de verpleegster opnieuw binnen, deze keer vergezeld door de dokter. Ze leidde me naar haar kantoor, en begon haar praatje. Ze vertelde dat het goed met me ging, en dat ik waarschijnelijk naar huis kon. Ik luisterde niet echt, want het kon me niks schelen van hoe het met mij ging. Ik wilde alleen weten of het goed ging met Joey.
Ik onderbrak haar woorden, de bezorgdheid werd me teveel. 'Mevrouw.. Ik wil eigenlijk weten hoe het met mijn man is..' Na mijn woorden viel de dokter stil, en de sfeer veranderde. Tijdens haar praatje was het vrij luchtig geweest, maar nu werd het aarzelend, twijfelachtig.
De dokter keek me nog steeds triest aan. 'Uw man is vandaag geopereerd, maar we weten nog niet wat voor effect de behandeling op hem heeft gehad.. Hij.. hij is nog niet wakker geworden.' Ik slikte. Stel dat hij niet meer wakker zou worden? De woorden van de dokters spookten door mijn hoofd. '..De behandeling is erg risicovol, 1 op de 5 keer helpt hij, een andere keer haalt het iemands toestand naar beneden..' '..We weten nog niet wat voor effect de behandeling op hem heeft.. Hij is nog niet wakker geworden..'
'Maar.. mag ik hem nog zien voordat ik ga?' Smekend vroeg ik het haar, ik zou hier niet rustig kunnen weggaan als ik niet zeker wist dat Joey in elk geval nog leefde. Stel.. stel dat dit de laatste keer zou zijn dat ik hem levend zou zien? Die gedachte kon ik niet verdragen, en ik schudde mijn hoofd. 'Natuurlijk, heel even.' antwoordde de dokter, en ik haalde opgelucht adem.
Nadat ik me had omgekleed, liet de dokter me binnen in Joey's kamer. In de kamer was het helemaal stil, afgezien van Joey's zachte ademhalingen en het regelmatige gepiep van een van de apparaten. Ik liep naar het stalen bed toe, waar Joey op lag. Zo in zijn slaap zag hij er vredig uit, vrediger dan de laatste keer dat ik hem wakker had gezien. Zachtjes streelde ik zijn haren, en voordat ik vertrok, drukte ik een kus op zijn voorhoofd.