Hoofdstuk 1
Het leven moest doorgaan. Dat zeiden mensen toch altijd? Zelfs als er iets ondraaglijks was gebeurd. Je kreeg even de tijd om erover na te denken, en te treuren, maar daarna werd er van je verwacht dat je jezelf weer bij elkaar raapte. En natuurlijk was dat volkomen waar, want als je diep in je hart keek, wist je dat dat de enige weg was. Mijn vader wilde, ongeacht hoe moeilijk hij het zelf had, dat ik door ging met leven, zoals hij ook deed. Voor mijn zus gold precies hetzelfde.
En mijn moeder.. Natuurlijk had mijn moeder dat ook gewild. Maar dat alles maakte het er niet makkelijker op. Mijn vingers gleden nog even over de toetsten van de witte vleugel, maar toen werd ik verblind door tranen. Ik had, onbewust, het stuk gespeeld dat ik ook op mijn moeders begrafenis had voorgedragen. Hoe kon het dan ook? Ik moest mezelf ervan weerhouden om niet op de toetsen te beuken. Op de dag dat ze weer terug zou komen, moesten die achterlijke dokters een fout maken. Een kleine fout, die toch tot de dood van mijn moeder had geleid.
'Liefste, gaat het?' vroeg een zachte stem achter me. Ook al praatte hij zacht, bijna fluisterend, toch schrok ik me wild. 'Jezus, Jay, je liet me schrikken'. Jay is het liefste vriendje dat je je maar kunt wensen, of eigenlijk zou ik hem verloofde moeten noemen. Ja, we zijn alweer een tijd verloofd.
'Het spijt me'. Ik hoor dat hij een beetje gekweld klinkt, dus draai ik me naar hem om en druk een kus op zijn mond, die warm en zacht is. Hij slaat zijn armen zachtjess om me heen. Zie je wel? Hij is duidelijk het liefste vriendje die je je kunt voorstellen. Soms een beetje te bezorgd, maar dat was alleen maar fijn.
Ik sta op van het pianobankje en sla mijn armen om hem heen. Jay pakte mijn gezicht vast, tussen zijn grote, warme handen. Ik zuchtte, op zo'n moment zweefde ik op een roze wolk in de zevende hemel. 'Zo, mijn liefste, wat zullen we gaan doen?' Om die vraag moet ik giechelen.
We drukken onze lippen op elkaar. Natuurlijk snap je wel wat er dan komt.. Zo niet: jammer dan.
'En ja, life goes on, zelfs op de momenten dat het onwerkelijk lijkt. Zelfs op de momenten dat je leven zo langzaam gaat, dat je horloge stil lijkt te staan, gaat het leven door'. Daarmee beeïndig ik mijn blog voor vandaag.
Met een diepe zucht zet ik de computer uit, maar blijf zitten. Ja, de wolk waarop ik had geleefd was allang weggezweefd, zonder mij. Jay en ik waren uit elkaar gegroeid, en ik had het gevoel dat hij iets voor me verborgen hield. Nou, hij was niet de enige. Eigenlijk zou ik hem nu moeten gaan vertellen dat ik in verwachting was, maar ik kon de energie gewoon niet opbrengen. Ja, zwangerschap vreet aan je.
En toch ging ik hem zoeken, want ik kon het natuurlijk niet voor hem verborgen houden. Hij was nota bene de vader! Met mijn hoofd omlaag liep ik de trap af, en beneden botste ik bijna tegen Jay op. Een grote tas vol, gokte ik, kleren stond aan zijn voeten. 'Ik moet gaan' zei hij, terwijl hij aanstalten maakte om de tas over zijn schouder te gooien. 'Waarheen?' vroeg ik stomverbaasd. 'Het leger heeft me opgepiept' zei hij kortaf. 'O' was het enige wat ik kon uitbrengen. Jay hees de tas over zijn schouder en drukte een kus op mijn voorhoofd.
Toen Jay de deur uit was, kwam ik weer bij mijn positieven. Ik rende hem achterna. 'Jay!' Hij draaide zich om met een vragende blik. 'Wanneer.. Wanneer kom je terug?' Jay wist het blijkbaar niet, want hij haalde zijn schouders, en stapte in zijn auto. Hij reed weg, mij nog steeds verbaasd, alleen en zwanger achterlatend.