Ik werd wakker van een regelmatig gepiep. Wezenloos stak ik mijn arm uit om het piepen te laten stoppen. Toen ik niet doorkreeg wat de bron van het gepiep was, opende ik mijn ogen. Het enige wat ik zag was een wazige vlek. Langzaam maar zeker nam de kamer vorm aan. Op een kastje naast mijn bed stond een apparaat, die de bron bleek te zijn van het gepiep. Voor de rest was er niet echt veel, het enige wat ik kon zien was wit. Een ziekenhuis.. Ik was in een ziekenhuis. Geen enkele andere plek kende zo weinig kleur en vrolijkheid. Maar hoe ik in het ziekenhuis terecht was gekomen? Vaag herinnerde ik me een inktblauwe lucht, waar veel sterren aan stonden.
Ik maakte aanstalten om op te staan, maar verstijfde toen ik een zachte stem hoorde. 'Liv?' Meteen voelde ik een steek door mijn buik trekken. Ook al had ik totaal geen besef van tijd en datum, zijn stem herkende ik toch. 'Jimmy?' Een stoel werd naar achteren verschoven, en niet veel later zat Jimmy naast me. Zachtjes streelde hij mijn haar. 'Ik ben hier'. Zijn stem was liefdevol, troostend, maar er zat ook een steek van pijn in. 'Wat is er?' Meteen voelde ik dat ik die vraag niet had moeten stellen, want Jimmy's arm verstijfde.
'Niks' mompelde hij, en hij sloeg zijn armen om hem heen. 'Jim, ik weet dat er iets is, en ik weet dat het mijn fout is, maar wat is er?' Hij fluisterde het zacht, maar dat verminderde de pijn niet. Ik had hem pijn gedaan, ik had hem kapot gemaakt, en ik voelde zelf ook pijn. Verdomd veel pijn. Opeens zag ik wat ik allemaal had gedaan. Ik had mezelf volgegoten met alcohol, ik had mijn ouders het leven moeilijk gemaakt, en toen ze me wilden helpen, gaf ik hun overal de schuld van. En hetzelfde had ik nu met Jimmy gedaan, ik had geen vertrouwen in hem gehad, had geprobeerd mezelf uit zijn leven te knippen.
'Jimmy, ik kan dit niet. Wat ik heb gedaan.. Ik kan het mezelf niet vergeven, en-' Jimmy legde een vinger op mijn lippen. 'Het kan. Ik heb je vergeven, en ook al kun jij jezelf niet vergeven, ik laat je geen derde keer weggaan.. Als dit allemaal achter de rug is, verhuizen we, en beginnen we een nieuw leven.. Samen met Rylan..' Pas toen hij Rylan's naam noemde, dacht ik aan mijn zoon. Jimmy merkte het, want hij zei: 'Hij is nu bij een vriendje, maar hij komt straks.. Je moest eens weten hoe erg hij je gemist heeft.. Je bent ook zo lang ik coma geweest..'
'Wat? Ik.. hoelang?' 'Behoorlijk lang, ik dacht dat je al dood was, maar godzij-' 'Jimmy, hoelang?' Jimmy zuchte en dacht na. 'Iets van vijf maanden, waarschijnlijk iets meer..' Vijf maanden. Ik had vijf maanden hier gelegen. Vijf maanden die ik aan niks had verdaan, een tijd waarin ik alles recht had kunnen zetten, mijn leven had kunnen beteren.. 'Wat is er?' mompelde Jimmy. Ik haalde mijn schouders op. 'Wanneer mag ik hier weg?' 'De dokter heeft gezegd dat zodra je wakker werd, ze nog wat testen zouden doen, en dat als je toestand goed was, je daarna mocht gaan'.
'Mama!' Rylan rende de kamer binnen, en sloeg zijn armen om me heen. Een beetje verbaasd knuffelde ik hem. Nu pas realiseerde ik me hoelang die vijf maanden eigenlijk waren. Rylan was al een stuk groter, terwijl hij de laatste keer dat ik hem gezien had in mijn armen had gepast. Een traan liep over mijn wang en ik keek Jimmy aan over Rylan's schouder. Jimmy had gelijk. We zouden hier weggaan en opnieuw beginnen, en als een echte familie leven, zonder al deze problemen die op dit moment zo onwerkelijk leken.
De volgende dag nog zaten we bij de dokter. Allerlei tests waren afgenomen, en hoogst waarschijnlijk kon ik vandaag weg. Ik moest huiveren bij die gedachte, omdat ik wist dat ik niet alleen het ziekenhuis zou verlaten, maar ook afscheid zou moeten nemen van Bridgeport, waar ik al heel mijn leven had gewoond.
'Ah, meneer en mevrouw Shadows.. O ja, hier liggen de papieren..' Zenuwachtig wiebelde ik op mijn stoel. Al die tijd was ik ervan overtuigd geweest dat alles goed was, maar nu begon ik te twijfelen. 'Nou, alles is goed in orde! Je zal soms nog wat last van hoofdpijn hebben door je harde val, maar ik denk dat je er niet veel last meer van zal hebben'. Opgelucht haalde ik adem, er was niks. Ikschudde de dokter de hand en maakte aanstalten om op te staan. 'Nou, het komt vast wel in orde met u en de kleine..' Ik verstijfde. 'Met w-wie?' De dokter trok haar wenkbrauwen op. 'Mevrouw.. U bent inmiddels al zo'n 22 weken zwanger..'
Jimmy en ik keken elkaar aan. We wisten allebei dat het kind niet van Jimmy kon zijn. En nu was het te laat om het kindje weg te laten halen.