Hoofdstuk 2
Het was met voorsprong de moeilijkste keuze in mijn leven geweest, maar hier stond ik dan. Ik klopte een keer zacht op de deur van mijn vaders werkkamer, maar zoals zo vaak kwam er geen antwoord. Even stond ik op het punt om me om te draaien en naar beneden te lopen. Was ik echt van plan om mijn vader achter te laten? Triest genoeg was het antwoord ja. Ik hield van mijn vader, en als ik keek naar hoe hij eraan toe was wist ik dat ik bij hem moest blijven. Hij was al zoveel kwijtgeraakt, en nu moest ik hem vertellen dat hij het enige beetje familie dat hij nog had ook zou verliezen. Ik haatte mezelf voor de keuze die ik had gemaakt. Ik moest wel met mijn broer en zus mee, ze zouden het alleen nooit volhouden. Mijn zus, die nooit de consequenties van haar acties in zag, die mensen makkelijk met hun fouten zou confronteren. En dan mijn broer, die altijd een soort triestheid uitstraalde, die in tegenstelling tot mijn zus liever alleen was en die zo snel in woedend geschreeuw zou uitbarsten. Ze hadden me nodig.
Voordat ik me kon bedenken liet ik mijn hand zachtjes op de klink rustten en opende de deur. 'Pap?' Even dacht ik dat hij er niet was, de grote, leren stoel achter zijn bureau leeg, zijn computer uit, maar toen spotte ik hem. Hij stond met zijn rug naar me toegekeerd, starend uit het grote raam die gewoonlijk bedekt werd door dikke gordijnen die je van het uitzicht onttrokken. Ik liep zachtjes naar hem toe, en al draaide hij zich niet om, hij wist dat ik er was. Een lange tijd durfde ik niets te zeggen, maar de stilte werd langzaam onverdraaglijk. 'Pap, ik.. we-' Mijn stem brak, een brok in mijn keel die het onmogelijk maakte om de woorden uit mijn mond te krijgen.
'Jullie gaan.' Het was geen vraag, slechts een constatering. Ik kon alleen maar naar de grond staren. Het kostte me veel moeite om mijn tranen tegen te houden, maar ik zou niet huilen. Niet hier, niet recht voor mijn vader. 'Ja' fluisterde ik. Er viel niet veel meer te zeggen. Al voordat ik de kamer was binnengekomen had ik geweten dat het geen uitbundig afscheid zou worden. Gracie was gisteren even geweest, en Adler zou helemaal niet komen. Even stond ik in tweestrijd. Ik wilde de kamer uitlopen, hem achterlaten, maar ik kon het niet. Toen draaide Josh Shadows zich in een keer om, en staarde me recht in de ogen met die donkerbruine kleur die ik van hem had geërfd.
Hij omsloot een van mijn handen met de zijne, en keek me recht aan. Ik weet niet wat ik verwacht had, maar er blonken tranen in zijn ogen. Het verwarde me. Mijn vader had zoveel meegemaakt, maar nog nooit had ik hem zien huilen. Ik herinnerde me de begrafenis van mijn moeder, hoe we buiten stonden, een koude wind die onze haren om onze hoofden deed dansen en de bladeren aan de bomen deed afwaaien. Zelfs toen hij had zich niet laten instorten, en opeens besefte ik me waarom. Hij had een laatste belofte aan zichzelf gemaakt. Een belofte die hij niet had kunnen waarmaken, en nu zag ik de spijt in zijn ogen. Het verdriet, niet alleen om zichzelf, maar om mij, om Gracie, om mijn moeder en bovenal om Adler. 'Het spijt me' fluisterde hij, maar ik antwoordde niet. Ik veegde mijn eigen tranen weg en deed een stap achteruit, staarde nog een laatste keer en liep toen de deur uit.