Hoofdstuk 4
En toen reden we door de straten van Bridgeport. Het was werkelijk een prachtige stad, veel mooier en levendiger dan dat saaie Riverview. Ik moest oppassen dat ik mijn neus niet tegen het taxiraampje duwde. De wolkenkrabbers rezen hoog boven ons uit, met de talloze ramen waar clubs en appartementen achter zaten.
Toen kreeg ik pas door dat we voor zo'n wolkenkrabber gestopt waren. Jasper pakte de enige koffer die we bij hadden, en ik stapte ook uit. Eindelijk weer een beetje frisse lucht. De lift moest zo'n 19 verdiepingen omhoog, dus daar stonden we een tijdje in. Maar toen waren we er, Jasper stak de sleutel in het slot..
Het was prachtig. Als een gek rende ik heel het appartement door. Het was prachtig, en overal was mijn lievelingskleur blauw toegepast. Daarna rende ik naar buiten. Het uitzicht was adembenemend. 'Het is prachtig..' mompelde ik. 'Ja, he!' zei Jasper vanachter me. Ik sloeg mijn armen om hem heen en drukte mijn lippen op de zijne. Wat zou ik toch zonder hem moeten?
Een paar dagen later zaten we in de jacuzzi. Hier in Bridgeport leek alles zo.. ontspannen. Er hing gewoon een bepaalde sfeer. En de mensen.. als je ze 's avonds in een club los zag gaan.. Waar het aan lag wist ik niet, waarschijnlijk gewoon aan Bridgeport. 'Zeg Jas, kunnen we hier niet gaan wonen?' vroeg ik aan Jasper, terwijl ik mijn handen achter mijn hoofd plantte. Jasper keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Denk je serieus dat dit een goede stad is om Liv te laten opgroeien?'
Ik zuchtte. Als Liv er niet was geweest, was alles niet zo gegaan. Jasper en ik zouden, als we oud genoeg waren, naar Bridgeport verhuizen, en van het uitgaansleven genieten. En dan zouden we ooit een kind krijgen. Als we er klaar voor waren. Maar waarom zouden we al die dromen veranderen omdat er iets mis was gegaan? Oke, we zouden waarschijnlijk niet elke avond rond half 3 bezopen thuis kunnen komen, maar wat dan nog?
'Alsjeblieeeeft!' begon ik te smeken. 'Faith, we kunnen niet alleen aan ons zelf denken! Wat wilde je? In een klein flatje midden in de stad gaan wonen, en.. Faith, het hoort gewoon niet!' Ik keek teleurgesteld, maar ik had nog niet opgegeven, nog lang niet. Maar het leek me beter om het onderwerp even te laten rusten, tot vanavond. Ik drukte mijn lippen tegen de zijne aan en hij lachte. 'Zo kun je me echt niet overhalen hoor'. Ik hield mijn hoofd schuin. 'We zullen zien'.
'S avonds gingen we weer uit. Tenminste, dat dacht ik. Maar in plaats van door de fel verlichte stad te rijden, reden we over een smal weggetje. Ik keek naar buiten. Er was haast niks te zien, omdat er geen lantaarns stonden. Toen stopte de taxi, en Jasper trok me mee naar buiten. Eindelijk zag ik waar we waren. Maar Jasper had geen aandacht voor het uitzicht, nee, hij ging op een knie zitten en grabbelde in zijn zak.
'Mijn liefste Faith, we kennen elkaar al zo lang, en nou.. We hebben zelfs al een kind! Is het dan geen tijd om te trouwen?' Bij dat laatste woord opende hij het doosje, dat een prachtige ring met een saffier erin bevatte. De ring zag er niet uit net alsof je hem bij zo'n sieradenwinkeltje kon kopen, nee, deze kwam regelrecht van een juwelier. 'En, Faith, wil je met me trouwen?' Ik kreeg eindelijk door dat ik nog geen antwoord had gegeven. 'JA! Natuurlijk!'
Toen de ring eenmaal om mijn vinger zat, sloeg ik mijn armen om Jasper heen. 'Vind je de ring zo mooi? Oorspronkelijk zat er een diamant in, maar ik vond een saffier beter bij je passen..' Ik legde mijn vinger op zijn lippen. 'Hij is prachtig zo'.